Er zijn mensen die hier komen en meteen zeggen: “Wat is het hier stil.” Dat klopt ook. Je hoort de vogels, misschien wat wind of een haan in de verte. Vrijwel geen verkeer. Zeker geen stadsgeluid. Geen ruis. Maar stilte is nog geen rust.
Sterker nog — in die stilte komt vaak juist alles omhoog. Gedachten. Spanningen. Alles wat je thuis makkelijk wegduwt door de drukte. Je hoort het hier ineens wél. Niet met je oren, maar vanbinnen.

We merken dat ook bij onze gasten. De eerste dagen zijn vaak gek genoeg heel actief. Veel buiten zijn. Wandelen. Kijken. Zonnen. Ontdekken. Je zou denken dat mensen hier komen om bij te slapen, maar dat komt pas later.
Want als de stilte binnenkomt, komt de vermoeidheid mee. Niet omdat hier niks te doen is — maar omdat mensen eindelijk even niets moeten. En dan merk je pas wat je allemaal meedraagt. Ze slapen hier veel, soms om negen uur al. En dat is goed.
Want rust komt niet vanzelf. Die bouw je op. Niet door niks te doen, maar door ruimte te maken. Door stil te durven zijn. Niet voor de vorm, maar voor jezelf.
En ergens tussen dag drie en dag vijf verandert er iets. De stilte wordt geen confrontatie meer, maar een bedding. En dan zie je het gebeuren: een andere blik, langzamer lopen, minder woorden, meer adem.
Stilte is het decor. Rust is wat erin ontstaat.
Lees ook: Wandelen zonder doel